
Iets wat meertalige kinderen vanaf huis meenemen als ze naar de peuterspeelzaal of school gaan, is hun moedertaal of -talen. De taal waarin hun emotionele en sociale ontwikkeling is gestart en waarmee ze begonnen zijn de wereld te ontdekken.
Aangekomen op de peuterspeelzaal of op school moeten deze kinderen razendsnel een nieuwe taal leren. De meeste kinderen doorlopen dit proces, het leren van het Nederlands als Tweede Taal (NT2), indrukwekkend snel. Binnen twee jaar kunnen ze goed communiceren met hun nieuwe omgeving. In de wetenschappelijke literatuur noemt men deze vaardigheid om taal (welke taal dan ook) in en voor sociale interacties te kunnen gebruiken: DAT (Dagelijkse Algemene Taalvaardigheid). DAT voldoet echter niet meer op school als kinderen ouder worden. Zij hebben in de loop van de basisschool en het voortgezet onderwijs een complexere vaardigheid nodig: Cognitieve Academische Taalvaardigheid (CAT). Kinderen hebben ongeveer vijf tot zeven jaar nodig om zich deze ingewikkelde, abstracte ‘schooltaal’ eigen te maken.
Meertalige leerlingen verschillen in hun moedertaal, in het moment waarop ze Nederlands gaan leren en ook in de hoeveelheid en kwaliteit Nederlands taalaanbod. Het is dan ook een grote opgave voor een leerkracht om les te geven aan een klas leerlingen met deze verschillende achtergronden.
Er zijn kinderen die de schooltaal (CAT) minder snel oppikken en over wie leerkrachten zich zorgen maken. Scholen vragen zich vaak af: ‘Heeft dit kind een blootstellingsachterstand aan het Nederlands of een taalontwikkelingsstoornis (TOS)?’. Een blootstellingsachterstand betekent dat het kind het Nederlands nog niet voldoende beheerst. Hij heeft nog niet voldoende ervaring met deze taal. Een taalontwikkelingsstoornis betekent dat het kind veel moeite heeft om taal te leren, ook zijn moedertaal en alle andere talen die hij daarnaast leert. Het is dan ook met die vraag van scholen dat steeds meer meertalige kinderen worden aangemeld bij audiologische centra.
Om deze vraag te beantwoorden hebben we kennis nodig van de normale taalontwikkeling van meertalige kinderen. Deze voegen we toe aan de kennis die we al hebben over TOS. Bij een meertalig kind met TOS doen zich, zoals gezegd, taalproblemen voor in alle talen van het kind, de moedertaal en nieuwe talen die hij leert. Dat is niet het geval bij meertalige kinderen die geen TOS hebben. Bij die kinderen is er soms onvoldoende blootstelling geweest aan het Nederlands, maar er zijn in principe geen problemen in de ontwikkeling van de moedertaal. Ons werk bestaat, als het ware, uit het leggen van een puzzel met stukjes uit twee verwante disciplines die gelukkig steeds meer met elkaar werken: NT2 en Taalontwikkelingstoornissen.
We moeten o.a. de volgende puzzelstukken leren (her)kennen:
- Rol van de omgeving: Kwaliteit en kwantiteit taalaanbod in beide talen is heel belangrijk: Hoeveel praten de ouders met het kind? Lezen ze voor? Dit bepaalt hoe goed de moedertaal is ontwikkeld. Heeft de leerkracht kennis van NT2 onderwijs? Zijn de omstandigheden en de sfeer op school positief voor de (taal)ontwikkeling van meertalige kinderen? Zijn ouders in staat om het kind te helpen? Dit heeft invloed op hoe goed en hoe snel het kind het Nederlands leert.
- Patronen in de normale meertalige taalontwikkeling: Wisselt het kind tijdens een gesprek van taal (codewisseling)? Wanneer en met wie doet het kind dat? Hoe vaak? Wat doet het kind als hij moeite heeft om op een woord te komen? Maakt het kind fouten in de zinsbouw? Wat voor fouten zijn dat? Zijn er fouten in het Nederlands die veroorzaakt worden door invloed van de andere taal of talen die het kind spreekt? Zijn dat fouten die ook in de normale taalontwikkeling van eentalige kinderen voorkomen? Zijn de zinnen, ondanks fouten, samengesteld en lang ?
- Aanwijzingen (rode vlaggen) voor TOS: was de ontwikkeling in de moedertaal traag? Zijn er mensen in de familie die ook traag zijn of waren in hun taalontwikkeling? Is de communicatieve redzaamheid in de moedertaal beperkt? Is het kind onverstaanbaar? Zijn er veel fouten in de grammatica en zijn de zinnen te eenvoudig en kort? Heeft het kind moeite om mondelinge informatie te begrijpen?
Voor audiologische centra betekent de toename van meertalige kinderen onder hun cliënten dat er in de afgelopen jaren kleine en grote veranderingen in de denk- en werkwijze zijn gekomen. Hierdoor wordt de diagnostiek steeds beter en het risico van over- of onderdiagnose steeds kleiner. Overdiagnose betekent dat een kind onterecht de diagnose TOS krijgt en onderdiagnose betekent dat de TOS niet wordt herkend bij een kind dat dat wel heeft.
Enkele voorbeelden van hoe onze audiologische centra nu werken:
- We voeren een uitgebreid gesprek met de ouders of verzorgers waarin wij o.a. vragen naar de kwaliteit en kwantiteit van het gebruik van verschillende talen, in verschillende dagelijkse situaties. Dit is belangrijke informatie bij het beoordelen van de beheersing van de talen.
- We kijken niet alleen naar het Nederlands.
We meten de taalvaardigheid van het kind in de verschillende talen en observeren ook hoe het kind reageert en leert van een voorbeeld tijdens de testafname. Dit nemen we mee in onze finale beoordeling van de taalontwikkeling van dat kind. - We gebruiken tolken.
Als de onderzoeker de taal van het kind niet beheerst, werken we met tolken die opgeleid zijn om ons te assisteren. - NT2-blootstellingsachterstand is geen TOS.
We realiseren ons dat er in de eerste fase van de NT2 ontwikkeling een groot verschil is tussen wat het kind weet (de conceptuele kennis) en wat hij kan zeggen (de taalvaardigheid) in de tweede taal. Het is dus belangrijk om het kind tijd te gunnen om het Nederlands beter te leren voordat we zijn taalvaardigheid in het Nederlands uitgebreid gaan onderzoeken. Uit wetenschappelijk onderzoek weten we bijvoorbeeld dat de passieve woordenschat zich veel sneller ontwikkelt dan de actieve woordenschat. Na twee tot drie jaar basisonderwijs is de passieve woordenschat van een groot deel van de meertalige kinderen die het Nederlands als tweede of derde taal leert, op peil. Dat is dan nog niet het geval met de actieve woordenschat. - We maken onderscheid tussen DAT en CAT.
We zijn ons ervan bewust dat een meertalig kind tegelijkertijd een grote vaardigheid kan laten zien in DAT én een beperkte vaardigheid in CAT. Dit verklaart waarom ouders vaak tevreden zijn met de taalontwikkeling van hun kind en menen dat hij/zij niets mankeert, terwijl logopedisten en school een beperkte taalvaardigheid zien en meten. - Ook een kind zonder TOS kan vaak hulp gebruiken.
Bij de kinderen die geen TOS blijken te hebben, maar een trage taalontwikkeling laten zien, denken we mee en geven ouders en school advies over de stimulering van beide talen. We delen graag onze kennis en expertise over meertalig opgroeien. Een belangrijk advies aan scholen is: geef kinderen, vooral in de eerste fase van het Nederlands leren, de mogelijkheid om te ‘leunen’ op hun eerste taal. Laat ze die taal op school gebruiken als springplank om het Nederlands te leren. Zo geef je ze meer kans om te participeren, ondanks hun nog beperkte beheersing van het Nederlands. Om dit pleidooi beter te begrijpen, verwijzen we scholen onder andere naar het document ‘Ruimte voor talenten’, te downloaden van de site van de Primaire Onderwijsraad: https://www.poraad.nl/ledenondersteuning/publicaties/school-kind-omgeving/ruimte-voor-nieuwe-talenten.
Er blijft (veel) ruimte voor verdere verbeteringen in de aanpak. De testen die audiologische centra beschikbaar hebben om de taalontwikkeling van meertalige kinderen te beoordelen, zijn testen die genormeerd zijn voor eentalige kinderen. Testen met normen voor meertalige kinderen bestaan nog nauwelijks. Ook doen de bestaande taaltesten een te groot beroep op CAT. Voor een betere diagnostiek van TOS bij meertaligen hebben we dringend beter testmateriaal nodig. We zouden ons meer kunnen richten op hoe makkelijk en snel een kind DAT verwerft. Ook zou in de eerste jaren van blootstelling aan het Nederlands meer nadruk gelegd moeten worden op de passieve kennis, vooral op de ontwikkeling van de lexico-semantiek.
Wij stellen ons tot doel om de zorg voor onze jonge meertalige cliënten te verbeteren. Zoals hierboven wordt geïllustreerd, zijn we op de goede weg!
dr. Manuela Julien, klinisch linguïst bij Pento
OKTOBER = TOS MAAND de hele maand oktober besteden verschillende organisaties extra aandacht aan taalontwikkelingsstoornis (TOS). Kijk ook op www.wereldtosdag.nl